Piet Buddingh'

Wednesday, December 30, 2009

Spelen- Spellen- Netwerken

Spelen- Spellen- Netwerken.



In deze regelmatig terug kerende donkere periode van het jaar kun je reflecteren op het spelen, de spellen en de daarbij behorende netwerken.

Als men zich verdiept in de theorie van het schaken bv., ontkom je niet aan de conclusie, dat al voor er een zet is gedaan, hetzij door wit hetzij door zwart, een complex netwerk van zetten bewust in het brein van de speler geactiveerd wordt. Deze complexiteit aan zetten wordt als positieve, eigen inbreng aangevuld met de complexiteit van de tegenspeler; vanuit de eigen positie beschouwd kun je die als negatief kwalificeren.
Over dat samenspel van positieve en negatieve inbreng werd mij een welsprekende anecdote veteld over iemand, die als patient op Ermelo- Veldwijk verbleef. Telkens als hij een partij verloor, erkende hij dat ruiterlijk, maar vulde het resultaat aan vanuit zijn eigen benadering van het spel met de opmerking:"U hebt dan wel de partij gewonnen, maar ik heb het contra- spel gewonnen". Boeiend zou het geweest zijn om hem te vragen dit'contra- spel' ook te annoteren.
Deze opmerking getuigt niet alleen van een hoge intelligentie, maar ook van het vermogen van de patient om afstandelijk de partij te beoordelen en te analyseren.

Terug naar het voorafgaande, het netwerk in het brein van de speler, geactiveerd vanaf de eerste zet.
Reeds bij de meest klassieke opening: e2- e4 wordt een ingewikkeld netwerk geactiveerd. Niet toevallig is er een hele boekenkast vol geschreven met theorieen over de opening van het spel, de partij. Ook nu weer is er ruimte voor een vergelijking met een oude legende over de oorsprong van het spel en de beloning aan de uitvinder.

Toen deze door de vorst, de shah, in audientie werd ontvangen om zijn spel toe te lichten en aan te bieden, reageerde vorst met :"Hoe kan ik u belonen?" De uitvinder reageerde met de verborgen ironie van de onderdaan door met een ogenschijnlijk bescheiden voorstel te komen met de woorden:"Sire, gun mij een beloning in de vorm van graan: schenk mij op het eerste veld van het bord een graankorrel, op het tweede veld twee graankorrels, op het derde veld vier korrels, op het vierde veld 8 korrels, enz. tm veld 64".
De vorst reageerde met verbazing op dit ogenschijnlijk bescheiden voorstel en accepteerde. Maar al gaande van veld tot veld ontdekte hij de enorme consequenties van deze logaritmische, rekenkundige reeks en moest zich zonder te spelen gewonnen geven.
En dan te bedenken, dat deze reeks zich lijnrecht ontwikkelt, zonder zijpaden, zonder keuzemogelijkheden, zonder van de reeks af te wijken. Al gaande ontdekte hij wat de uitvinder al had gezien: de oneindigheid van de reeks als uitkomst. Of hij toen ook onder leiding van de uitvinder ontdekte, dat de negatieve voortzetting van de reeks leidt tot oneindig klein vermeldt de historie niet.

Vergelijken we nu de openingszet e2- e4 met de aard van de beloning in de legende, dar valt al meteen op het grote onderscheid tussen de complexiteit aan mogelijkheden van de openingszet en de reeks van de beloning uit de legende.
De rechtlijnigheid van de beloning wordt direct doorbroken door de eerste openingszet, doordat deze zet een groot aantal mogelijkheden opent voor een complexe voortzetting van de partij. Sterker: al voor de openingszet, als de stukken in hun opstelling van wit tegenover zwart roerloos op het bord staan, is de speler zich bewust van de mogelijkheden om de partij te beginnen, niet alleen door middel van een pionnenzet, maar ook door een zet met het paard.

Mijn deskundigheid op dit gebied schiet gewoon tekort om het geheel aan mogelijkheden te omvatten, maar ik begrijp ten volle waarom de grote schakers tegenwoordig naast hun secondanten ook een computer gebruiken, die de reeks van mogelijkheden na elke zet kan analyseren. Deze enorme complexiteit in mogelijke combinaties wordt (gelukkig) ingeperkt door het vierkant van het bord met zijn 64 velden en door de doelstelling van de speler om te winnen. Uiteindelijk moet het aantal mogelijkheden worden gereduceerd tot een mogelijkheid: het mat!
Het is niet verwonderlijk, dat het spel vanaf zijn oorsprong in een ver verleden zich tot op heden heeft kunnen handhaven en door een grote schare van liefhebbers wordt beoefend.

De vraag die ik mij zelf stelde, is of de onderliggende complexiteit van het schaakspel en de daardoor gestimuleerde activiteit in het brein van de mens ook op andere gebieden van spel en kunst onderhuids aanwezig is. Is dat bv. ook het geval bij het verschijnsel taal en bij bizondere vormen van taalgebruik als het schrijven van proza, gedichten c.q. taalbouwsels? Ook nu kan een anecdote verhelderend werken.
In een interview met de schrijver Simon Vestdijk werd hem de vraag gesteld, waarom hij zo snel schreef, een eigenschap van hem die algemeen bekend was getuige de opmerking van een collega van hem, dat hij sneller schreef dan 'God kon lezen'.
Maar de vraag waarom hij zo snel schreef, werd door hem beantwoord met de verrassende woorden:"Omdat ik zo vlug mogelijk de afloop wil weten".
Die opmerking is eveneens voor analyse vatbaar. Als ervaren (veel- )schrijver kent Vestdijk het schrijfproces natuurlijk van binnen uit. En juist daarin zit het verrassende van zijn uitspraak.

Immers: zo gauw hij een woord, c.q. een zin op papier heeft gezet, wordt een proces in gang gezet, dat een oneindig aantal combinaties van klanken, woorden en zinnen mogelijk maakt.
Door zijn nieuwsgierigheid als schrijver naar de afloop van de verhaallijn suggereert Vestdijk het bestaan van een paradox: het oneindig aantal mogelijkheden binnen het taalproces met klanken, woorden en zinnen laat de mogelijkheid open, dat de afloop op de horizon van de oneindigheid ligt, die telkens opschuift bij elke volgende 'schrijfzet'; maar tegelijkertijd wordt door de teleologische stellingname van de auteur bereikt, dat dat oneindig aantal mogelijkheden gereduceerd wordt tot een laatste woord als sluitsteen van de keten. Bij elke nieuwe klank, elk nieuw woord, elke nieuwe zin en episode schuift de horizon van de afloop op en tegelijkertijd vormt de reeks een stap dichter naar de afloop toe: inderdaad:"Ik ben benieuwd hoe het einde zal zijn".
Niet verwonderlijk is het, dat sommige auteurs de paradox niet kunnen opheffen en een gekunsteld slot bedenken om van het probleem af te zijn.
Bij historische romans worden de mogelijkheden onmiddellijk beperkt door de historische feiten en de historische afloop, hoewel ook nu de activiteit in het brein van de auteur volop actief blijft bij het invullen van de persoonlijkheden van de roman, de variatie in leefomstandigheden; maar het kader staat vast.


Ik kom nu bij een ommekeer in de volgorde van onderwerpen, nl. beginnend met het creatieve taalproces, gevolgd door het creatieve schaakproces.

Bij het analyseren van het taalproces kan men niet om de taalfilosoof Noam Chomsky heen.
In zijn antropologische, filosofische benadering van het taalproces construeert Chomsky een oppervlaktestructuur en een daaraan ten grondslag liggende dieptestructuur. (Terzijde: onbegrijpelijk vind ik het, dat in de roes van deze geniale taalfilosoof sommige taaldidactici direct zijn begonnen met het schrijven van een grammatica voor de scholen, die de oude grammaticalessen in het voortgezet onderwijs nadelig beinvloed hebben. Chomsky's ideeen waren helemaal niet bedoeld voor een didactische aanpak.)
Maar terug naar de oppervlakte structuur en de dieptestructuur.

Vergis ik mij nu, als ik er van uitga, dat het hiervoor beschreven creatieve proces tot de oppervlaktestructuur behoort en het creatieve, a- talige proces (in de hersenen) tot de dieptestructuur? Ik kan het ook anders zeggen: behoort het proces van ideeenvorming, gedachtenvorming, spiritualiteit tot de dieptestructuur? En wordt door associaties, connotaties, klankovereenkomsten een oneindigheid aan mogelijkheden gecreeerd, die door de mal van de oppervlaktetstructuur wordt ingeperkt? En ligt ook in de dieptestructuur nog een gelaagdheid verborgen 'onder' de geschetste laag van associaties, connotaties, spiritualiteit? Een gelaagdheid van emoties, intuities, gecreeerd in het brein, dat door zijn constitutie a.h.w. voorbestemd is om op dit diepste niveau het proces in gang te zetten, een onderlinge constellatie van cellen in het brein, die wij aanduiden met het woord 'aanleg', 'intelligentie'? Impliceert deze 'aanleg', dat in het taalproces, het ontstaansproces van een roman, ook een computer gebruikt kan worden, die uitgaande van het diepste niveau in het brein het oneindig aantal mogelijkheden in gang zet, waaraan door de gebruiker van de computer telkens keuzes worden opgedrongen bij elke volgende fase, bij elk volgend moment in de ontwikkeling van de 'verhaallijn'? "Ik ben nieuwgierig naar de afloop": inderdaad onvoorspelbaar; het creatieve schrijfproces als een queeste.

Niet verbazingwekkend is, als we terugkeren naar het schaakproces, de vraag te stellen of beide processen identiek zijn; is er slechts een creatief proces, waaraan beide kunstvormen ontspruiten en ligt in het brein aan dit ene proces een van oorsprong wiskundige, logische activiteit ten grondslag?
En vallen beeldende kunsten, muziek hier ook onder? Worden deze verschillende uitingsvormen van elkaar onderscheiden door een wiskundig, meetbaar onderscheid aan activiteiten in het brein? Wat heeft er zich in het brein van een genie als Mozart aan stormachtige activiteiten afgespeeld?
Is er nog wel een onderscheid te maken tussen 'alpha' en 'beta'?

Friday, December 04, 2009

Een 'In Memoriam anno 2-12-2009'

Een 'In Memoriam anno 2-12-2009'


'Op zeeen van tijd heb ik gevaren
vaar en zal ik varen.
Van alle eeuwen ben ik,
breng leven naar nieuwe haven
over vlakke en huizenhoge banen

In deze en volgende eeuwen
vaar ik, zal ik varen.

Beladen met zin en waanzin,
liefde en haat,
macht en onmacht
vaar ik, zal ik varen.
Op kosmisch kompas
zal ik varen'.


Uit de nieuwjaarskaart voor het jaar 2000 door Aris Buddingh'







Wellicht is dit gedicht, dit taalbouwsel van mijn broer poly- interpretabel: bedoelt hij het persoonlijk, op zichzelf betrokken, dan zit er een element van kosmische zelfvergroting in verscholen, kenmerkend voor het romantische in deze door de technologie en Aufklarung bepaalde tijd.
Zelf houd ik het op een weergave van een modern levensgevoel, eigen aan de mens van deze tijd, die zich bewust is van de nietigheid van het bestaan op een planeet in een oneindig en tijdloos universum, met name bij de wisseling van een voorbij millennium en de aanvang van een nieuw, onbekend millennium. Ik zie er een metafoor in voor de aarde, die als opvarende, komende uit een onkenbaar verleden en onderweg naar een even onbekende toekomst op een kosmisch kompas zijn reisroute uitzet; we zouden er ons zelf in kunnen herkennen.


Als wij Aris bij zijn overlijden gedenken, dan zie ik hem allereerst als echtgenoot van Elly, als vader van Iris en Wessel en als schoonvader van beider partners.


Daarnaast denk ik aan hem als lid van het gezin in Waalwijk.
Wat mij daarbij is bijgebleven, is de wijze waarop Aris op het orgel, maar ook daarna in andere situaties op een piano zo uit de losse hand kon improviseren en spelen, puur op zijn gevoel voor het ritme, iets wat mij nooit gelukt is.
Dat creatieve vermogen herkende ik later toen wij samen na de militaire diensttijd van ons beiden, hij in Nederland, ik zelf na terugkeer uit Indonesie als Indie- veteraan, een fietstocht door de Ardennen maakten in de manier waarop hij kon tekenen: in zijn schetsboek maakte hij met een paar vlotte lijnen ineens het silhouet van een kasteel op de rotsen zichtbaar.

Die creatieve kant van zijn persoonlijkheid kon hij wetenschappelijk uitbouwen door zijn studie architectuur in Delft; architectuur wordt niet toevallig gedefinieerd als een vormgeving van toegepaste kunst; hij heeft dan ook vanzelfsprekend zijn eigen huis ontworpen, eerst in 's- Gravenzande en later in Belgie. Die gevoeligheid voor het kunstzinnige, ook in het talige aanwezig, komt bij meer Buddingh's voor: ik herken het in onze eigen kinderen.
Aris heeft deze kant van zijn persoonlijkheid jarenlang systematisch, gestructureerd, ook proberen vorm te geven in zijn zelf ontworpen nieuwsjaarwensen met een in taal weergegeven impressie/ inval van dat moment. Anneke en ik hebben die allemaal de jaren door bewaard.
Daarnaast schreef hij recensies over kunstboeken voor LIRA en in een tijdschrift verslagen over bezoeken aan belangwekkende exposities in den lande, waarbij ik een aantal keren Elly en Aris vergezelde.

Maar heel opvallend voor mij was toch wel de explosie aan creativiteit die hij vorm gaf, eerst in zijn aquarellen in 's- Gravenzande, maar vooral later in Weelde in zijn post- actieve periode door zijn schilderijen, zijn keramiek en opnieuw zijn aquarellen; inderdaad: post- actief is hij nooit geweest. Ongelooflijk wat hij allemaal heeft gemaakt en op diverse tentoonstellingen heeft geexposeerd.
Naast zijn rol in het gezin,waarover Iris en Wessel al verteld hebben, zal hij voor mij vooral
blijven de artistieke figuur in zijn muzikale improvisatie- talent, zijn taalbouwsels, maar vooral niet in de laatste plaats door die explosie van scheppingsdrang in Weelde.

Afscheid nemen van overledenen doet, zeker voor de meest betrokkenen pijn, en ons medeleven gaat dan ook uit naar Elly en de kinderen. Maar als we denken aan het lijden, zeker in de laatste periode, dan zit er misschien...misschien toch een element van troostende waarheid verborgen in de woorden van de dichter Boutens, wanneer hij in een van zijn bundels als personificatie voor de dood de musicus, de fluitspeler opvoert, wiens muziek, en ik citeer:' door het verstilde leven boort', in het verstilde leven hoorbaar blijft.
Mogen de herinneringen aan Aris als een verre melodie in het verstilde leven van zijn nagelaten kunstwerken voor jullie als gezin en voor ons als familie- en vriendenkring blijven doorklinken, het werk waaraan hij op zo intensieve wijze vorm heeft gegeven.

Piet.