Piet Buddingh'

Sunday, January 30, 2011

Een dienstreis

Peter zette zijn rugzak tegen het tafeltje, dat op de kamer in de pasangrahan stond. Een gevlochten mat lag op de planken vloer; de wanden waren van gaba- gaba gemaakt: de bladscheden van de grote veervormige bladeren van de sagopalm waren gesplitst in twee helften; beide helften waren bijgesneden en leverden, in een raamwerk tegen elkaar geschoven, het materiaal voor de wanden; zo was het hele gebouw opgetrokken uit plaatselijk materiaal. Boven het bed in een hoek van de kamer hing een groene klamboe. De rugzak was niet
leeggemaakt, want het oponthoud in Genjem zou maar een dag duren. In het onderste vak zaten een paar reserve- schoenen en schoenpoetsmateriaal. Bij het lopen droeg hij jungleboots en in de pasangrahan droeg hij slippers. In de linkerzijvakken had hij toiletartikelen gestopt zoals scheergerei, tandpasta, tandenborstel, zeep, washandjes. Het bovenste zijvak liet hij leeg; daar kon een bidon in met drinken voor onderweg. Aan de rechterkant had hij sokken gestopt, een reserve- zonnebril, muggenolie, paludrine, brillcream om zijn haar tegen verschieten te beschermen, een pennezakje met balpennen en een zaklantaarn. In het grote vak boven de schoenen waren badhanddoeken gepakt, drie stel ondergoed, twee overhemden, een pantalon, enkele shorts, twee pyama's en dikke sokken. Doordat alles keurig gevouwen was, kon hij gemakkelijk stapelen en hield nog ruimte over voor twee blocnoten en enkele leesboeken. Een ervan was het voortreffelijke Aula- boek "Het trieste der tropen" van Claude Levy- Strausz. Bovendien had hij enkele cadeautjes bij zich voor de respectievelijke njora's van de guru's bij wie hij zou slapen, alles in nauw overleg met Anneke.
Hij trok de koorden van de twee vakken goed aan en kon daardoor met de overslaande, afdekkende flap de rugzak waterdicht afsluiten. De koorden daarvan trok hij door de daartoe aangebrachte ringen en met een flinke strik zat de flap vast. Aan de bovenzijde trok hij de flap zijwaarts glad en tevreden constateerde hij, dat ook bij een stortbui de regen niet binnen zou komen. De zijvakken sloten met een ritssluiting, die door een overlapping van het klepje onzichtbaar werden. Op de flap zat nog een afsluitbare zak voor mappen en kaarten. Daar had hij een stafkaart van het gebied in. Op de zak had hij een speldje in de vorm van een vlindertje geprikt, gegeven door Anneke. Een klamboe hoefde hij niet mee te sjouwen; hij zou logeren bij de guru's en die beschikten over logeergelegenheid met klamboe.

De kamer van de pasangrahan had aan de buitenkant een raam; daartegenover zat een deur: zo kwam hij in de eetkamer ervan. Het Ambonese echtpaar, dat de pasangrahan exploiteerde, had daarachter een woonhuis. Naast zijn kamer lagen twee andere kamers, die met identieke deuren toegang gaven tot de langgerekte eetkamer. Tussen de deuren tegen de wand stonden enkele lage , luie stoelen en langs de tegenoverliggende wand verschaften drie tafels, waarop rood geblokte kleedjes met bijbehorende rechte stoelen gelegenheid om te eten. Voor de twee ramen zaten gordijnen met hetzelfde patroon als de tafelkleedjes. In de hoeken stonden enkele uitwaaierende planten en onder een glazen stolp zat op een tak een opgezette paradijsvogel; aan de zolder hingen twee petromax- lampen. De eetzaal was gezellig en kwam uit op een kleine galerij aan de voorzijde van de pasangrahan. Met een klein trapje kwam men op de begane grond, want het hele gebouw stond op lage neuten, vrij van de grond tegen de witte mieren. Het dak bestond uit zinken golfplaten.

In plaats van in een kursi malas op de galerij ging Peter de volgende morgen op het trapje zitten, wachtend tot hij afgehaald zou worden door enkele mensen uit het dorp, die hem naar de volgende bestemming zouden brengen.
Dat was een tocht van een paar uur. Het zou zwaar genoeg zijn, ook al had hij voor het eerste gedeelte de beschikking gekregen over een jeep; die was door het Binnenlands Bestuur ingevlogen vanuit Hollandia. Als hij het hele traject had moeten lopen, was het niet in een dag te doen; het HPB had hem het vervoer toegezegd. Tijdens zijn bezoek de vorige avond aan het gezin had Peter gelachen bij de mededelingen van het bestuurshoofd, dat bij pech met de auto onderdelen en monteur moesten worden ingevlogen:"Want ik mag dan een duizendpoot zijn als het om problemen in het ressort gaat, van techniek heb ik geen verstand. Het weer laten draaien van de motor is voor mij een even groot magisch gebeuren als voor de zwervende Papoea- volkjes meer in het binnenland."

Terwijl het zweet hem langs de rug gutste onder de negen kilo wegende rugzak, zette Peter gestaag de ene voet voor de andere. Hij liep tussen twee Papoea- gidsen in die even zwijgzaam als hij zelf stug hun weg vervolgden. Halverwege hadden zij gerust, een praatje gemaakt over het lege land, waar bomen volop aanwezig waren, maar wild slechts zelden zichtbaar was. "Het is het grievende voor de mannen", zei de ene gids," dat de familie vaak afhankelijk is van de voedselverzameling door de vrouwen. Die vormt de breekbare lijn, waardoor overleven in crisistijden mogelijk wordt; de mannen slagen er dan niet in voldoende voedsel te jagen en dat kwetst hun eergevoel. Men zwerft dan verder, bouwt een eenvoudig onderkomen en hoopt in een rijker jachtgebied te belanden. Maar steeds zijn het de vrouwen, die onmiddellijk moeten zoeken, akkertjes improviseren, waarvan de opbrengst de schrale reserve moet aanvullen, waarop men bij een falende jacht terugvalt.."
Het pad daalde geleidelijk langs de hellingen van het heuvelachtige landschap naar de kustgebieden. De zon brandde op hen neer, hoewel de namiddag begon te naderen. De militaire tropenpet op het hoofd beschermde Peter voldoende; de zonnebril maakte het hem mogelijk om zonder gevaar voor hoofdpijn of zwevende, zwarte vlekjes voor zijn ogen, als gevolg van het knappen van celletjes in het oogvocht, veroorzaakt door het harde licht, zijn weg te vervolgen; een handdoek om de nek geslagen voorkwam verbranding. Hij wipte de rugzak wat omhoog en trok tegelijkertijd de riem voor zijn buik wat aan. Zijn korte broek zat goed en de jungleboots liepen soepel.
Neen, het lopen viel hem na zoveel jaren niet tegen. Eigenlijk voelde hij zich best lekker en de hele sitiatie deed hem denken aan de patrouilles, die hij op Oost- Java had gelopen; die waren, vooral de meer- daagse, heel wat zwaarder geweest. De munitie- magazijnen voor de bren- schutter en voor zijn eigen stengun in de zakken van het tenue schuurden langs de benen en veroorzaakten vurige schaafplekjes. Om dat te voorkomen had hij ze later omwikkeld met oude lappen. Nu liep hij heel wat lichter, want ongewapend; hij prees zich gelukkig in de wetenschap, dat infiltraties van Indonesische militairen vanuit de Molukken uitsluitend op de West- en Zuidwestkust van de Vogelkop van het eiland plaats vonden. Hij reikte naar links om de bidon uit de houder te pakken voor een paar slokken warme thee; het gevolg was direct merkbaar: het zweet kwam met stroompjes uit de porien: dat luchtte op.

De voorste man wees voor zich uit in de verte, terwijl hij wachtte, tot de beide anderen naast hem stonden:"Demta", kondigde hij aan. In de beboste helling was een opening: aan de horizon glinsterde de Grote Oceaan, de overgang tussen water en lucht was nauwelijks waarneembaar; een immense uitgestrektheid van blauwe schakeringen en schitteringen zette zich nagenoeg ononderbroken voort in de blauwe strakheid van de hemel. In de groene vlakte, grotendeels overdekt met bos en van de oceaan gescheiden door de witte branding op het heldere strand, lag een dorpje van bruine huizen met zinken of bladerdaken: voor vandaag het einddoel van de tocht. Uit het bos kringelde rook omhoog; daar waren waarschijnlijk mannen bezig een nieuwe tuin aan te leggen en het gekapte hout, voorzover dat niet naar het dorp gebracht kon worden, te verbranden; verder naar het oosten was een stuk van een riviertje zichtbaar. "Nog een half uurtje en we zijn er", vervolgde de gids. Peter wist, dat de mannen de nacht zouden doorbrengen in het dorp en de volgende morgen al vroeg op pad zouden gaan, terug naar Genjem. De drie mannen vervolgden hun weg.
In de vlakte zette het pad zich voort tussen struikgewas en bomen en leidde noordwaarts. Na verloop van tijd werden geluiden hoorbaar, die wezen op bewoning van het gebied: de roep van een man, het lachen van een kind, het gekrijs van een varken. Een eenzaam huis langs het pad, op palen gebouwd, lag half verscholen achter het struikgewas; enkele klapperbomen, een groentetuin stonden en lag opzij ervan.
Peter kwam het dorpje binnen.: rijen woningen al of niet op neuten, alle gebouwd van gaba- gaba en met bladeren en golfplaten , een open ruimte met gras bedekt, waaraan een kleine kerk met een torentje, een schooltje. Palmbomen, bloeiende struiken verspreid tussen de woningen , buiten het dorp waren tuinen aangelegd. Het huis van de onderwijzer lag naast het schooltje; beide gebouwtjes werden door de bevolking onderhouden; het dorpshoofd had zijn woning eveneens aan het grasveld tegenover de kerk.
Bij de tuinaanleg en de aanplant van gewassen werd de bevolking geadviseerd door ambulante, rondreizende mensen van de landbouwvoorlichting; hun invloed was ook merkbaar aan de verspreid voorkomende manggo- en djeroekbomen. Daardoor was de bevolking in staat het eentonige voedsel van de sagopalmen, die in grote aantallen in de moerassen groeiden, te doorbreken met vitamine rijke vruchten.
De kinderen zagen er in hun blootje gezond uit. Blijkbaar werden de moeders door rondtrekkende verpleegsters van de gezondheidsdienst deskundig bijgestaan in de baby- en kleuterverzorging. Toch bleef de kindersterfte naar verhouding hoog en het gebrek aan heel alledaagse middelen als zeep pijnlijk voelbaar. Huidaandoeningen bleven moeilijk bestrijdbaar; zelfs eenvoudige als pano, een lichte schurftsoort. En dat was Demta nog, een dorpje dat goed bereikbaar was en goed onderhouden door de bevolking. Dat was bespeurbaar in de huizenbouw, doordat een enkele jongere van de technische school op Kota Radja in Hollandia- binnen naar Demta was teruggekeerd en zijn vaardigheid zo goed en zo kwaad als dat ging in zijn eigen omgeving in praktijk bracht. Al deze dingen schoten Peter door het hoofd en hij nam zich voor zijn collega van de lts. nog eens te vertellen van het werk, dat zijn oud- leerling hier deed.

De Molukse onderwijzer wachtte hem op en bracht hem, nadat hij de rugzak had afgedaan, naar het dorpshoofd ter begroeting; de beide gidsen werden opgenomen door kennissen of familie. Iedereen was van de komst op de hoogte: groepjes mensen stonden met de gidsen te praten, anderen keken nieuwsgierig naar Peter. Het dorpshoofd nodigde hem uit binnen te komen en even te rusten. Peter beklom het korte trapje en betrad de schemerdonkere kamer; veel meubilair was er niet. De inrichting was uiterst eenvoudig, maar de enkele stoelen die er waren, waren allereerst voor Peter en de onderwijzer; daarna ging het dorpshoofd zitten. Peter wist van de geringe materiele welvaart en nam alles voor lief; en dit dorpshoofd werd dan nog ondersteund door het gouvernement.
Aan tafel gezeten aanvaardde hij dankbaar het glas drinken, erop rekenend dat de vrouw van het dorpshoofd uit verlegenheid het glas extra schoon had gemaakt. "Ik blijf hier tot morgen of overmorgen", vertelde hij, "dan moet ik verder. De guru en ik zullen overleggen over het onderwijs en de uitrusting van het schooltje, hoe we het beste op de kweekschool de studenten kunnen opleiden. Ook moet ik verslag uitbrengen over de tocht aan het bureau in Hollandia". Geruime tijd geleden had hij een artikel gelezen van een zendingspredikant over het onderwijs in de dorpen; daarin pleitte hij er voor het onderwijs zoveel mogelijk af te stemmen op de behoeften van de dorpsbevolking en niet in de eerste plaats op de vraag van het westers georienteerde stadsleven in de centra, een visie, waar hij het volledig mee eens was. Echter was het hem ook duidelijk, dat tot de taak van de guru behoorde om talentvolle leerlingen op de dorpsschool te selecteren voor de vervolgscholen in de grotere centra, scholen waaraan een internaat verbonden was; die waren dan bestemd voor hogere opleidingen in het gouvernementsbestuur.
Het dorpshoofd zegde hem toe, dat hij de gidsen voor morgen regelde:"U moet naar het strand en dan zullen de gidsen u met de prauw langs de kust verder brengen. Wel komt u toch voor vetrek nog afscheid nemen?" Peter beloofde dat en vroeg verlof om nu met de guru naar diens huis te mogen gaan om wat uit te rusten en zich op te knappen. Het dorpshoofd stond op; beiden gaven elkaar een hand en de vrouw van het dorpshoofd naderde glimlachend en aarzelend om ook een hand te geven.
Na afloop van de dienstreis terug in Genjem bracht hij nog een afscheidsbezoek aan het HPB en zijn echtgenote. Toen hij opsteeg van de strip op weg naar het vliegveld- Sentani wist hij niet, dat hij het HPB niet meer levend zou ontmoeten.

Monday, January 17, 2011

Grenssituaties

In de avond liep Peter over het pad tussen de kembang- sepatoe- struiken naar zijn bungalow. Op het terras las Anneke, luchtig gekleed, gelakte teennagels in open sandalen, een boek over het volk van de Marind- Anim, de disssertatie van dr. J. van B.
Ze blikte even naar hem op, nadat hij bij haar was gaan zitten.
"Er is belangrijk nieuws", zei hij, " er is een opdracht gekomen om een reisje te maken naar enkele onderwijzers in het ressort Genjem, de Nimboran".
"Hoe zo?"
"Wel, ik moet nagaan, welke wensen en problemen er leven bij de dorpsonderwijzers en daar verslag van uitbrengen aan het onderwijsbureau op Berg en Dal".
"En hoe lang gaat dat duren?"
"Oh, een dag of 10: een dag vliegen heen en een dag vliegen terug; een weekend; dan houd ik nog 6 dagen over voor bezoeken. Zoveel kan ik nu ook weer niet doen".
Ze keek naar het boek en zacht:"Ik zal je vreselijk missen. Ik leef in de situatie van dit scholencomplex met zijn slaapzalen, dit klimaat, bijna in een bezield verband, een ambiance waarin jij de man bent aan wie ik doorlopend denk".
"Dat geldt voor mij ook", zei Peter,"wat jij zegt over leven in een droomwereld, dat geldt voor mij precies zo. Vanmorgen nog onder de les. Ik besprak met de groep problemen over taalgebruik:'Wat moeten Papua- kinderen met nederlands in afgelegen kampongs? Apsa keek me met haar donkere ogen recht aan en plotseling zag ik jou voor me, zoals je me aan je gebonden hebt; ik moest me tot het uiterste dwingen om mijn hersens weer bij de les te bepalen. Ik boog mijn gezicht naar het boek en begon op goed geluk een paar zinnen daaruit voor te lezen. Je bent altijd bij me, je zou het bijna bewustzijnsverenging kunnen noemen. Maar de reis is wel belangrijk; de gegevens, die ik krijg, kan ik ook gebruiken voor de opleiding van de studenten . Hoe dichter bij de praktijk ik sta, hoe beter de praktijkvoorbereiding van de student. Maar wat je zegt, ervaar ik precies zo!"
Hij wilde iets liefs doen."Zal ik wat te drinken voor ons halen?", stond op en schonk in de keuken citroenwater in de glazen en zocht in de ijskast naar ijsblokjes.
In haar kamer rommelde Suus, het hulpje in de huishouding, de anak- piara. Die ging waarschijnlijk slapen, nadat ze eerst op hun slaapkamer de royale, witte klamboe boven het ruime bed oplettend rondom had dicht gemaakt. Het internaat met een honderd vnl. Papua- jongeren toonde een vredige uitstraling; een collega, die de internaatsdienst had, liep over het terrein, maakte nog een praatje met een student, die verlaat naar bed ging en het licht uit deed.
Ze raakte zijn hand bij het aannemen van het glas.
"Dank je wel; denk maar niet aan wat ik zei".
Hij knikte:"Hoe is het boek?"
" Onthullend, juist in onze situatie hier. Weet je, hoe meer je over andere mensen leest, hoe meer je van je zelf in hen herkent. Er staat een heel schokkend ritueel in beschreven. Ik kan me volledig inleven in het gebeuren, totdat buitenstaanders ingrijpen".
"Wees eens concreet".
"Stel je een geestenhuis voor bij de Marind", beschreef ze, '"ik heb het nooit anders gezien dan op foto's. Maar ik stel me voor zo rond 1900: een inheems huis op een verhoging van palen, binnen in het donker een flakkerend licht afkomstig van een vuurtje. In de nok de tros gesnelde schedels, zoals we die zagen in het volkenkundig museum in Rotterdam, langs de wanden opgerichte, witte bisjpalen. Teruggetrokken, onzichtbaar staren mannen naar een jongeman en een meisje, tegenover elkaar geknield in de zwakke lichtkring. Beiden zijn nog pril, de huid van de jongen glanst in de vlammen, de borsten van het meisje staan, haar tepels gespannen boven de maagdelijke Venuswelving. Behoedzaam naderen hun handen elkaar. Als hij haar bereikt, tasten zijn handen naar haar lichaam en wendt zij het hoofd.Wat gaat zij doen? Zij weet, dat zij zich zal geven aan de jongen; het is een voorrecht, dat zij beiden elkaar zullen toebehoren, zullen verzinken in elkaar. Het meisje gaat liggen en heft haar knieen.Zo dringt hij in haar.
Plots in de gespannen stilte staat aan de rand van het duister een man, een lans in de hand. In een flits voltrekt zich het gebeuren. Met 1 zwaai doodt hij beiden- in- coitus.
De tot het uiterste geladen situatie is vervuld van de ervaren eenheid van man en vrouw in een kosmische dimensie, het samenvallen van leven en dood, het doorbreken van een grens.
Uitzinnig, demonisch, barsten in het schemerlicht tegelijkertijd schel zingen en driftdansen onder de groep ingewijde mannen los, een collectieve ontlading van emotie in magie .De mensen van het dorp horen, weten wat zich heeft voltrokken. De open ruimte, waar de simpele huizen bij elkaar schuilen in huivering en vrees, is omringd door het immense oerbos, de stilte geaccentueerd door de schreeuw van een nachtvogel."
Na enkele momenten van zwijgen : "Ik begrijp de gemeenschap, ook als mythisch gebeuren, de levenwekkende kracht als centraal punt van het dorp, maar niet het doden, ondanks de verklaring die de antropoloog geeft. Ik herken het bezielde verband, wat ik zo even al zei voor mijzelf hier, het projecteren van mijn affectieve kant op de omgeving, het geheel. Wat mij intrigeert, is de vraag of de jongen en het meisje wisten, dat dit zou gebeuren.Dat kan ik mij niet voorstellen; wel: middelpunt te zijn, de schroom, de begeerte, de gemeenschap, maar niet de wil tot breken, de dood, het einde. Daarom is het voor mij geen offer, want beide levens werden genomen. Ik moest denken aan wat je vertelde over je tocht naat de Nimboran, ons samen zijn, het gemis van elkaar, hoe heerlijk het zal zijn als je weer terug bent, dan leef ik intens. Maar ook de dood is present en hoe breng je die bij elkaar? Ik onderga de begeestering, die verborgen ligt in het beeldend vermogen van schriftloze volken, ik aanvaard het ritueel als remplacant van het geschrevene, maar hoort de dood daar bij?"
Peter mompelde wat en op haar vraag:"Wat zeg je?" antwoordde hij: "De dader, de dader...Hoe verwerkt die zijn handelwijze?Hij moet toch gekweld worden door diepe schuldgevoelens? Hoe vangt zo'n gemeenschap hem op? Is de individuele verantwoordelijkheid opgegaan in de totaliteit van de beleving door het ritueel, de mythe? Er wordt een associatie in mij gewekt met een ervaring tijdens de militaire acties op Java. We verlieten de dessa; onverwacht komt er een man aanrennen en vliegt een erf op naar een huis. In een impuls gaat een soldaat onmiddellijk achter hem aan en schiet hem voor de deur van de woning dood. Zijn vrouw binnen moet dit aanschouwd hebben, maar de ontzetting na het schot blijft onaantastbaar hangen. Als ik later met de soldaat er over praat, zegt hij: "Ik wist, dat hij deelgenomen had aan de beschieting van onze patrouille bij de nadering van de dessa. Er is geen ruimte voor beide kanten- in- een persoon op dat moment. Als hij een minuut later was gekomen, was er niets gebeurd. Dan had ik hem niet gezien; dat zijn de risico's van de guerilla. Daar heb ik geen moeite mee."
Later terug in Nederland, bij een reunie, vertelde hij me, dat hij jarenlang nog wakker werd door herinneringen uit die jaren."Ze keek de man, tegenover haar gezeten, onderzoekend aan. Waarom zou hij dat vertellen; was hij zelf de dader met schuldgevoelens of had hij die vanwege het getuige zijn, het zich medeplichtig voelen? Voelde hij zich in de steek gelaten door verantwoordelijke politici, die al weer met heel andere dingen bezig waren? Had niet de toenmalige premier tegenover het staatshoofd opgemerkt:" Mevrouw, we hebben niet voor niets 150 000 soldaten naar Java gestuurd". En had een toenmalige minister van Oorlog niet verklaard:"Ik heb daar liever 1 divisie vijf jaar dan vijf divisies 1 jaar?" Of vond hij zichzelf nalatig, omdat hij niet zoals anderen geprotesteerd had, dienst geweigerd? Hoevelen liepen er op de planeet rond met dezelfde gekweldheid door deelname aan oorlogen, nu hier dan daar, om van de slachtoffers maar te zwijgen?
Maar mocht je beide gebeurtenissen met elkaar in verband brengen?
"Ik wil je niet aan je lot overlaten", zei ze, "ik wil ook echt met jou over deze ervaringen praten en proberen er samen uit te komen, hoe afschuwelijk het misschien ook is. Maar je verhaal is toch iets totaal anders dan een mythisch, ritueel gebeuren als hier beschreven.
Kan doden zinvol zijn? Is in het ritueel het element van opstanding, overleven meegegeven? Doodde de dader, of werd voor de kring van de levenden de grens bereikt van twee werelden, een andere werkelijkheid van de voorouders, die onze menselijke werkelijkheid te boven gaat? Een werkelijkheid waarin het levenwekkende geheim gekend wordt? Of werd die grens zelfs overschreden? Openbaren zich in het ritueel, in het een - zijn van het paar, mythische krachten, die leven en dood overstijgen? Het betreden van het huis was niet voor niets verboden".
"Wat zegt het boek er van?"
"Weinig, voor mij onbevredigend, Misschien werd de antropoloog in het volste vertrouwen van zijn stilzwijgen dit geheim meegedeeld en had hij beloofd er niet over schrijven. Hij ontkent dat het ritueel in de werkelijkheid werd uitgevoerd ; van hem geloof ik dat niet. Maar dan nog is hij voor mij toch al te ver gegaan en heeft hij het vertrouwen geschonden. "
Ze bleven nog even zitten, in gedachten verzonken, ieder bezig met eigen gedachtenspinsels.
Hij vertoefde bij de reunie van oud/ militairen in Arnhem en dacht aan de heftige reacties die opgeroepen werden bij de ontmoeting van oud/ soldaten, die elkaar in jaren niet meer gezien hadden, de vrouwen die meegekomen waren, en onwennig in het militaire milieu van een kazerne ronddwaalden, het informeel verzamelen op het exercitie/ plein voor een dodenherdenking rond een eenvoudig gedenkteken met daarop de namen van gesneuvelden, die hij van zeer nabij gekend had. Het bracht hem een monumentje op een grasveld aan de Italiaanse weg in Doorwerth in herinnering, waar hij regelmatig langs kwam bij de Airborne- mars en waar tot zijn verrassing de naam opstond van een gesneuvelde officier uit een andere compagnie, die hij meer dan eens gesproken had, hij realiseerde zich de misplaatsheid, nutteloosheid, vergeefsheid en volstrekte zinloosheid, de afwezigheid van enigerlei notie in de argumentatie van zijn aanwezigheid als militair op Java.
En zij, die op de betonnen vloer van het terras starend, zich afvroeg waarom de man over het verleden sprak, hoe zijn rol was geweest. Zeker, hij had open kaart gespeeld, zij had begrip voor de moeilijkheid om uit een systeem te stappen, als je daar eenmaal deel van uitmaakte. Ze nam onmiddellijk aan, dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan schending van de mensenrechten, zich niet had vergrepen aan het leven van onschuldigen, maar de grenzen waren niet scherp te trekken. En er waren vele vrouwen, die in soortgelijke situaties leefden, zich realiseerden, dat hun echtgenoten deel hadden genomen aan onderdrukking, ook al hadden zij zich beheerst gedragen in kritieke situaties; ze wilde zich toch niet zonder meer vereenzelvigen met de man, die zij getrouwd had, wilde een kritische afstandelijkheid in acht blijven nemen zonder dat dit zou leiden tot een verzaking van hun relatie. Waar eindigde verbondenheid solidariteit, waar begon verloochening van de eigen integriteit naast de beelden van het Marind- meisje in het geestenhuis?

Voor de scherpe luisteraar was het geluid van de branding in de Jautefa- baai, waar de Grote Oceaan op de noordkust van Nieuw- Guinea stuk liep, nagenoeg niet te onderscheiden van het gesjirp van de krekels op het uitgebreide terrein van het scholencomplex Kota Radja.
De jonge vrouw, verzorgde handen op de leuningen van de opvouwbare houten tuinstoel, controleerde zich strekkend de gladde benen, de dunne enkels. de smalle voeten .....Ze stond op, schudde de kussens van de stoel, begon het terras te ordenen, zich bewust van de aanwezigheid, de onzekerheid van de ander...
Spontaan, een ingeving gehoorzamend wendde ze zich om, intuitief frontaal tot voor de man, het hoofd geheven, ogen zoekend, ...roerloos beider gevoelens registrerend... Dan, aangedaan, dreigend overmeesterd, overweldigd te worden door de opgeroepen emoties gedurende de voorbije avond, fluisterend, haperend : " ....Kom........; (en pogend zichzelf te hervinden, zijn armen om haar heen ): de dienstreis..bespreken we morgen".