Piet Buddingh'

Sunday, February 13, 2011

Een triptiek over vm.Ned. Nieuw-Guinea

In een drietal bijdragen heb ik getracht een triptiek op te bouwen over het leven van blanken op het vm. Ned. Nieuw- Guinea, maar wel zoals ik dat persoonlijk heb ervaren, mede op grond van antropologische literatuur. In hoeverre en hoe de besproken mythen en rituelen moeten worden ingepast in de recente antropologische theorie, te weten de "Out- of- Africa"- theorie, is voor mij een open vraag, waarvan ik de beantwoording graag aan de 'echte' deskundigen overlaat. Maar dat het navorsen van de oerstromingen van de mensheid over de planeet een interessante wetenschap is, is voor mij een zekerheid, waarvan ik de publikaties met grote belangstellling blijf volgen. Ten overvloede wil ik er nog eens de nadruk opleggen, dat in de fundamentele eigenschappen van de mens, zoals het creatief, het beeldend en het adaptief vermogen, in de ontdekking van hoe vuur te maken de fundamentele verbondenheid, de gelijkwaardigheid van de diversiteit aan mensen binnen het geheel van de mensheid verankerd ligt.
De volgorde van de triptiek is als volgt:
a. Grenssituaties
b. Een dienstreis
c. Mislukte pacificatie.

Friday, February 11, 2011

Mislukte pacificatie

Ten zuiden van het district Nimboran met als 'hoofdstad' Genjem zie je de toppen van het Cycloopgebergte oprijzen tot enkele duizenden meters hoog. De onderzoeker, die daar naar toe trekt, zal ontdekken, dat het oerbos geleidelijk aan de hellingen van de uitlopers van dit gebergte volledig bedekt en, naarmate hij verder trekt, als dicht woud het hele gebergte voor hem als een oneindige deken overdekt. Neemt men in aanmerking, dat de oorspronkelijke bevolking van dit reusachtige eiland, Nieuw- Guinea is vele malen groter dan Nederland, hooguit 1 miljoen mensen telt, dan kan men rustig vaststellen, dat het gebied heel dun bevolkt is. Toch vergist hij zich, als hij er van uit gaat. dat het gebied ten zuiden van de Nimboran leeg is, geen mensen telt. In het oerwoud trekken kleine groepjes Papua's rond, die als verzamelaars en jagers regelmatig van gebied naar gebied trekken om als zwerfvolkje telkens opnieuw de nieuwe 'woonplaats' te ontginnen en zo zichzelf van voedsel te voorzien. Dat ontginnen van het gebiedje is het werk van de vrouwen in de groep, terwijl de mannen op jacht gaan. Hun onderkomens zijn zeer eenvoudig, vaak niet veel meer dan een eenvoudig, schuin gebouwd scherm, dat hen moet beschermen tegen de overvloed aan regenbuien in dit equatoriaal klimaat. Het voortbestaan van de gemeenschap is vooral afhankelijk van het werk van de vrouwen; de opbrengst van hun veldjes, veroverd op het oerbos, is de basis vam hun voortbestaan, omdat de jacht van de mannen niet veel kan opleveren door het ontbreken van grote dieren op het eiland.

Er leven boomkangoeroe's, koeskoes, wilde varkens, kleine buideldiertjes, kalongs, loophoenders, casuarissen, boshoenders; wat er niet voorkomen, zijn apen. In de bomen zijn er vele vogels, waarvan de veelsoortige paradijvogels wel de beroemdste zijn; daarnaast zijn er verschillende soorten kakatoea's, waarvan de witte met de citroengele kam weer de bekendste is, neushoornvogels, honingzuigertjes, (kroon-)duiven, prieelvogeltjes, loeries, kolibri's. Het eiland is ook goed voorzien van vele soorten bloemen; in de bossen komen vele soorten orchideeen voor; bovendien is heel bekend de 'flame of the forest': een hoog in de woudreuzen groeiende felrode hangplant, die vele meters naar beneden hangt en een opvallende onderbreking in het groen van het bos vormt. Ook zijn er vele soorten vlinders, waarvan de grote atlasvlinder weer heel beroemd is. Interessant is, dat er vele buideldieren voorkomen, afkomstig uit Australie, toen het 'ondiepe' zeegebied tussen het eiland en het vasteland van Australie droog lag. Het buideldier wordt in de wetenschap als een vroegere diersoort beschouwd, voorafgaand aan het levend barende zoogdier zonder buidel. De boomkangoeroe heeft zich op het eiland aangepast aan het oerbos door (onhandig) in de bomen te leven.
De schaarse bevolking in deze oneindige dalen en gebieden is verwant aan de mensen in het oostelijke gedeelte van het eiland; de grens tussen beide helften is natuurlijk een westerse, onnatuurlijke grenslijn, waarvan deze zwerfvolkjes zich niet eens bewust zijn. Zij zoeken ook geen contact met de voor hen onbekende buitenwereld, maar zijn volledig gericht op overleven. In het oostelijke gedeelte van het eiland hebben antropologen uitgebreid volkenkundig onderzoek gedaan naar rituelen en mythen bij hen. Duits onderzoek laat zien, hoe onder hen oeroude mythen en rituelen voorkomen, waarvan wij in onze voorstellingen niet bewust zijn, dat zij een millennia oude oorsprong hebben. Een prachtig voorbeeld daarvan is een initiatie- ritueel waarbij de jongens worden ingewijd tot het volwassen bestaan van de gemeenschap. Zij worden samengebracht via de achterzijde in een onderkomen, waar zij een aantal weken moeten verblijven; als de initiatie volbracht is, komen zij aan de voorzijde van het onderkomen een voor een naar buiten. M.i. terecht heeft de antropoloog, die deze initiatie mocht aanschouwen, het gebeuren geinterpreteerd als een vorm van opnieuw geboren worden, het verlaten van de baarmoeder, een visuele vorm van wedergeboorte. Het begrip 'wedergeboorte' is in het christendom ,maar ook in andere godsdiensten, geen onbekend begrip, integendeel: wat Jezus al zei:'indien gij niet wedergeboren wordt, gij kunt het rijk niet zien'. Opvallend in het ritueel op Nieuw- Guinea is, dat het begrip niet bekend is als beschreven begrip, maar als beeldend ritueel; de mensen zijn schriftloos, maar beelden hun zienswijzen uit. En om het verschijnsel van het begrip archetype dichtbij te brengen in ons bewustzijn : hoeveel mensen in onze directe omgeving zijn metterdaad vanuit hun eigen kindsheid doorgebroken naar een zelfstandig, volwassen bestaan, m.i. de seculiere, psychologische vormgeving van hetzelfde begrip 'wedergeboorte'

Om misverstand te voorkomen: de antropologie neemt aan, dat het ritueel, de mythe niet ingebracht is door missie of zending, maar al vele duizenden jaren oud is als archetype. (Freud heeft een soortgelijke theorie opgesteld voor het lijden en de kruisdood van Jezus: volgens hem zou de interpretatie van zijn kruisdood en lijden moeten terug gaan op een oeroud archetype, waarbij een zoon geofferd werd aan de vader. Het crucifix, zoals dat gedemonstreerd wordt in de R.K. kerk anno 2011, heeft dan als achtergrond niet het historisch gebeuren rond de terechtstelling van Jezus door de Romeinen, maar als interpretatie van Zijn kruisdood een oeroud archetype.) En daarmee komen we aan een nieuw interessant vraagstuk, nl. naar de herkomst van de bevolking van Nieuw- Guinea.
Vanzelfsprekend heeft de antropologie zich met deze vraag bezig gehouden. Daarbij heeft zij een theorie opgesteld, die gebaseerd is op waargenomen kenmerken bij deze mensen, zoals het 'oneindig' aantal talen, dat op het eiland voorkomt.; in elk dal wordt wel een andere taal gesproken, die voor de 'naaste buren' volstrekt onbekend en onverstaanbaar is. Ook opvallend is het kroeshaar, dat ook elders voorkomt, de donkere huidskleur in tegenstelling met de lichtere huidskleur van de bewoners op het vasteland van Azie en het bestaan van dwergvolkjes (maximale lengte 1.49 m.) in het Centraal bergland gebied, oa. bij de Wisselmeren. De diverse gegevens zijn door antropologen gecombineerd met gegevens elders op de planeet, zoals de bevolking van Australie, de Dravida's in Zuid- India, de mensen in Afrika, het voorkomen van dwergvolkjes in Afrika, het voorkomen van overduidelijke Semitische gelaatstrekken bij de bevolking in het Centrale Bergland. Daarbij is er van uitgegaan, dat deze kenmerken niet van buiten af zijn ingebracht door nieuwkomers uit onze tijd, maar altijd aanwezig zijn geweest in de bevolking. De antropologische theorie heeft nu de plaats van deze bevolking in het geheel van de mensheid omschreven als de oorsprong van de mensheid, voordat deze zich heeft opgesplitst in de diverse 'rassen' zoals die zich nu op de planeet manifesteren. In een ver verleden zou er een eenheid in de mensheid zijn geweest, waarbij de kenmerken van de latere groepen al aanwezig zijn geweest in deze 'oersamenlevingen'. Dat zou kunnen, maar mijn afstandelijkheid tegenover de theorie wordt opgewekt door een opmerking van een antropoloog, die op een van de expedities op Nieuw- Guinea op zoek zou zijn geweest naar bevolkingstypen met een lichtere huidskleur onder de mensen; tsja! Desalniettemin blijft de vraag naar de herkomst van de mensheid en de herkomst van de Papua's en andere oeroude volkeren op de planeet boeiend, vooral als we bedenken, dat de bovengenoemde bevolkingskenmerken voorkomen in de gebieden rond de Grote en Indische Oceaan; hoe hebben migratiestromen van de mensheid zich in de loop van duizenden jaren voltrokken en hoe hebben de diverse groeperingen zich tenslotte als eigen volkerengemeenschappen gevormd. Dan komen we ook uit bij Charles Darwin en zijn principes als 'survival of the fittest':m.a.w. welke sexuele voorkeuren hadden mensen ten opzichte van elkaar en welke groepen waren het best aangepast aan hun leefomstandigheden. (De modernistische interpretatie van die 'survival' door extreme stromingen als zou het hier gaan om oorlogen, waarbij de 'fittesten' overleefden, verwerp ik; volgens mij heeft Darwin met dat principe iets heel anders bedoeld, nl. de eigenschap van de mens in het algemeen om zich zo goed mogelijk aan te passen aan de eigen omgeving, om vanuit zijn eigen omgeving een specifieke, eigen woongemeenschap te vormen, zijn adaptief vermogen; en daarmee zijn we terug bij de zwerfvolkjes in de oerbossen van het Cycloopgebergte, die er metterdaad in geslaagd zijn zich gedurende vele eeuwen, wellicht millennia, te handhaven in uiterst moeilijke omstandigheden.) Duidelijk is wel geworden,. dat deze mensen een hechte, onderlinge band moeten hebben ontwikkeld binnen hun gemeenschap en aangepast aan hun omgeving er in geslaagd zijn om hun tijdelijke onderkomens een vorm te geven, die sterk verschilde van de huizen van de mensen buiten hun leefgebieden, zoals Genjem, maar een basis verschaften om zich te handhaven in en te verzoenen met een zwervend bestaan in een oerbos.
Onvoorstelbaar, maar wel gebeurd, is vanuit dit perspectief de invloed geweest van de buitenwereld, gerepresenteerd door de steden New York en Den Haag, op de handelingen van mensen in het gebied ten zuiden van de Nimboran, op de hellingen van het Cycloopgebergte en de mensen in dit oergebied. Naarmate de druk vanuit Indonesie toenam om het eiland over te dragen aan Indonesie, daarbij gesteund door de VN., werd bij het binnenlands bestuur bestuur de noodzaak gevoeld om een 'goede indruk' te maken op het buitenland wat betreft de pacificatie van de gebieden, ook ten zuiden van de Nimboran.

Een jaar na de dienstreis kwam Peter opnieuw naar huis na een bezoek aan vrienden in de kota Hollandia- Binnen. Hij zag Anneke zitten op het terras, die hem opmerkend opstond om hem tegemoet te gaan; ze legde haar armen om hem heen en hem aanziende zei ze behoedzaam:"Heb je het al gehoord?Het HPB in Genjem is tijdens een inspectietocht, een patrouille met twee inheemse militairen, in het gebied ten zuiden van de Nimboran, vermoord. Het Binnenlands Bestuur zal onmiddellijk een afdeling militairen invliegen naar Genjem om de daders op te sporen, maar over de oorzaak van het gebeuren is niets bekend". Ze liepen naar hun huis en binnen vroegen ze zich af, wat er gebeurd zou kunnen zijn. Peter veronderstelde, dat het HPB onder druk van het gouvernement bij de ontmoeting van een zwerfvolkje uitgevaren was tegen de mensen, omdat ze waarschijnlijk geen gehoor hadden gegeven aan zijn uitdrukkelijke wens, geuit bij een vorig bezoek, om nou eindelijk eens werk te maken van het bouwen van een fatsoenlijk dorpje, waarmee hij, het HPB, tegenover anderen kon laten zien, dat het opbouwwerk in het land goede vorderingen maakte en Nederland zijn aanspraken op het gebied kon ondersteunen; daardoor had hij waarschijnlijk de woede opgewekt van de mensen, die dit ingrijpen in hun leefwijze ondergingen als een vorm van bemoeienis, agressie, die hun zorgvuldig aangepaste en op ervaring berustende leefwijze in het oerbos ruw verstoorde en hun overleven in gevaar bracht. In de daarop volgende nacht hadden zij gebruik makend van de argeloosheid van de patrouille, alle leden er van gepijld, of met speren vermoord. "En", voegde hij er aan toe,"het zenden van een nieuwe patrouille heeft geen zin, want de mensen zijn allang onvindbaar in het oerbos, op de hellingen van het gebergte, verdwenen."

Jaren later, terug in Nederland, gingen beiden naar een kerkdienst van een overleden kennis uit Nieuw- Guinea. Na afloop van de dienst bleven beiden nog even napraten met een vroegere verpleegster uit Nieuw- Guinea, die zoals tijdens het gesprek bleek, in het gezelschap was van de weduwe van het indertijd vermoorde HPB. Tijdens dat gesprek bleek, dat de weduwe en haar vriendin terug waren geweest naar Genjem en met begeleiding van Papua- vrienden naar het gebied waren gegaan, waar haar man vermoord was. Want een ding was wel duidelijk: het gouvernement had indertijd niets kunnen vinden, noch van de daders, noch van de lichamen. Terug in het gebied van weleer hadden zij door bemiddeling van de Papua-vrienden alsnog contact gekregen met nakomelingen van de dader(s) en een van hen had de plaats aangewezen, waar de mensen indertijd in de grond waren gestopt. Samen met de vriendin had zij met behulp van de Papua's in het bos een eenvoudig monument opgericht en waren daarna weer teruggekeerd naar Genjem en via Hollandia/ Yayapura terug naar Nederland. Het gouvernement, de regering in Den Haag, had aan hun reis niets bijgedragen en hen ook geen enkele ondersteuning voor hun tocht gegeven. Inderdaad, een mislukte pacificatie; want natuurlijk zou dat monumentje al lang overwoekerd zijn door het oerbos.
Weer thuis gekomen merkte Anneke 's avonds tegen Peter op:"Herinner je je nog ons samenzijn op Kota Radja voor je op dienstreis ging? Was ons verblijf toen ook al riskant, en ook je dienstreis naar de Nimboran?" Hij begreep, dat Anneke zich toendertijd alleen, eenzaam en ook wel onbeschermd had gevoeld tijdens zijn afwezigheid;hij schudde ontkennend zijn hoofd:"Neen, dat denk ik niet, want de mensen met wie wij te maken hadden, hadden een andere leefwijze opgebouwd, die waren gesetteld en wilden van 'onze' kennis op het gebied van gezondheid, landbouw en onderwijs graag gebruik maken. Maar het HPB heeft onder internationale en gouvernementele druk grondig willen ingrijpen in de leefwijze van deze zwerfvolkjes en daarmee het fundament onder hun bestaan ondergraven; daartegen hebben zij zich verzet en m.i. terecht. Maar het HPB en zijn patrouille zijn daar wel het slachtoffer van geworden". Anneke knikte instemmend, maar tegelijkertijd ook nadenkend. Voorzichtig formulerend opperde ze:"Ik kijk daar toch anders tegen aan dan jij. Ik denk primair vanuit de weduwe, vooral zoals wij haar gesproken hebben . Gedreven door haar gevoelens voor haar vermoorde echtgenoot, door haar ervaringen als vrouw in de tropen, door de ondergane liefde van hem, haar gemeenschap met de man, is zij terug gegaan met alle risico's van dien om alsnog te zoeken naar sporen van hem. Ik vind die verbondenheid aangrijpend; sterker nog: haar handelen doet me denken aan de beroemde studie van Denis de Rougemont over het oeroude thema 'Eros en Thanatos', 'Liefde en Dood', in de Westerse cultuur; en wat mij dan vooral zo aanspreekt, wat ik zo verwonderlijk vind, is dat dit gebeuren niet zo maar een cultureel thema is, wellicht een Westers archetype, maar dat het zich in het leven van die vrouw echt voltrokken heeft en dat wij daar in het heden zo dicht bij getuige van zijn geweest".








(Een voor mij noodzakelijk "Terzijde" tot slot

Al vele jaren, decennia lang, worden de vragen gesteld :'waar komen wij vandaan, wie zijn wij, waar gaan we naar toe?' En dan komen wij opnieuw uit bij de antropologie, hoewel ik mij ervan bewust ben, dat we met de 19e eeuwse antropologie voorzichtig moeten zijn, omdat die toendertijd sterk beinvloed werd door een vooruitgangsdenken onder de volken, waarbij het westen dan de top zou zijn van een lange ontwikkeling. Dat 19e eeuwse denken heeft de invloed ondergaan van een duizelingwekkende technologische ontwikkeling sinds de renaissance en er een conclusie aan verbonden, als zouden wij superieur zijn aan de 'lager staande, onderontwikkelde volken buiten Europa en het Westen'. M.a.w.: wij zouden in alle opzichten superieur zijn. Die conclusie is m.i. onjuist want sterk beinvloed door de technologie en ten onrechte geextrapoleerd naar de totale mens. Wel denk ik, dat een bepaalde stratificatie van de mensheid geoorloofd is, maar dan wel los gezien van de technologische voorsprong van 'het westen'. Als voorbeeld wil ik opnieuw wijzen op het begrip 'wedergeboorte', waarvan de visuele vormgeving als archetype al voor komt op Nieuw- Guinea. Bovendien zullen we voorzichtig moeten zijn in onze terminologie om discriminatie, eventueel racisme, te voorkomen. Zo heb ik in het voorafgaande de term primitief niet gebruikt, doordat die ten onrechte bepaalde volkeren eerder indeelt bij de dierenwereld in plaats van de mensheid als een geheel te beschouwen. Opnieuw is een voorbeeld in dit opzicht wel verhelderend: de oerbevolking van Australie, de 'Aboriganels', werden uitgaande van de omgeving, beschouwd als behorende tot de wereld van de buideldieren, de diersoort die op grond van de buidel behoort tot de soort, die vooraf is gegaan aan de wereld van het zoogdier , dat de buidel niet meer heeft. en op grond van die misvatting beschouwd werd als een oervolk, dat oorspronkelijk behoorde tot de Neandertalers, de menssoort die vooraf ging aan de soort van de 'moderne' mens, zij werden beschouwd als een overblijfsel van de Neandertalers, een 'levend fossiel'; deze misvatting is in de antrologie terecht verlaten, maar daarmee naderen we wel het probleem van de stratificatie in de mensheid, want een ding moet vooraf duidelijk zijn: de mens zoals die zich anno 2011 manifesteert in al zijn verscheidenheid, is afkomstig uit de natuur, de dierenwereld. Als ik me verplaats in het bewustzijn van een 'alien', die een bezoek aan de planeet aarde brengt, dan kan ik me voorstellen, dat hij zich vol verbazing afvraagt, hoe het mogelijk is geweest, dat een bepaalde soort zich is gaan kleden en de macht op de planeet naar zich toe getrokken heeft en de rest van de dierenbevolking aan zich onderworpen heeft.)