Piet Buddingh'

Tuesday, December 20, 2011

Markante vrouwen in de Nederlandse literatuurgeschiedenis

Bij het overlijden van Hella Haasse ontstond bij mij de behoefte om na te gaan welke vrouwelijke auteurs in de literatuur van de Nederlanden/ Nederland in hun eeuw dominant zijn geweest. Te veel en te vaak is er exclusief aandacht geweest voor de mannelijke auteurs in de literatuurgeschiedenis.
Voor nadere informatie over de voor mij opvallende vrouwen heb ik veel gehad aan bronnen als Wikipedia. Mij is duidelijk geworden, dat een literatuurgeschiedenis als van Knuvelder in feite overbodig is geworden. Daarmee bedoel ik niet, dat uitvoerige, individuele studies, biografieen overbodig zijn geworden. Integendeel! Maar de meerdelige Knuvelder bv. is deel geworden van het tijdperk van voor het internet, het world- wide- web. En dan te bedenken, dat het toegankelijk maken van hele bibliotheken wereldwijd nog maar in het beginstadium verkeert!

Alle jaren door is voor mij een geheimzinnige vrouw gebleven, maar daardoor ook zeer opvallend in haar tijd de mystica Hadewych uit de 13e eeuw. Tot op de dag van vandaag boeit zij geinteresseerden in de literatuur, niet in de laatste plaats door het woord 'orewoet'. Met dit geheimzinnige woord 'orewoet' bedoelt Hadewych m.i de alomvattende oerkracht, de allesoverrstijgende geslachtsdrift,de onweerstaanbare aard van het dierlijke oerinstinct in de menselijke natuur, maar dan religieus geinterpreteerd als vergoddelijkte Liefde. Als voorbeeld denk ik aan de onverwachte, totale reactie van een aanvallend dier. Zij heeft veel geschreven over haar mystieke ervaringen en veel gedicht. In haar werk overstijgt zij volgens mij de beperkingen van het nederlandse taalgebied en creeert zij een prachtig beeld van het middeleeuwse gemeenschapsleven in een mystieke context, waarschijnlijk als begijn. Voor mij is Hadewych de vrouwelijke auteur, die de nederlandse middeleeuwen tot aan de renaissance domineert. Befaamd is zij geworden door wat in de secundaire literatuur de 'bruidsmystiek' wordt genoemd, ook wel aangeduid als de Brabantse mystiek. Met name die laatste aanduiding spreekt mij aan, omdat ik als protestant(!) afkomstig ben uit Brabant/ Waalwijk.

Op die mystiek wil ik nog doorgaan, omdat iemand als Knuvelder die herleidt tot Augustinus, maar daarmee m.i. tekort doet aan de schrijfster; m.i. gaat de mystiek van Hadewych terug op Plato en zijn 'Ideeen'- leer: vanuit de onvolmaakte, stoffelijke, menselijke erotische ervaring kan de mens door de mystiek opstijgen naar de volmaakte, onstoffelijke, bovenmenselijke liefde. Die mystieke lijn heeft Hadewych vorm gegeven in haar godsdienstige leefwereld, als 'bruidsmystiek'. In haar 'Visioenen' beschrijft zij haar liefdeservaringen in de gemeenschap met de Zoon als tweede Persoon in de "Drie- Eenheid'. In het vertaalde Visioen daarover (na te lezen in Wikipedia) beschrijft zij uitvoerig haar erotische ervaringen met Hem en het volledig opgaan van haar in Hem:"...zodat ik versmolt in Hem en buiten mijzelf geraakte..." Elders schrijft zij:"Die sonder minne leven syn dode...". Niet onderschat moet worden in deze mystieke wereld de invloed van een streng ascetische leefwijze, een langdurig vasten en als gevolg daarvan een verhoogd bewustzijn. Anno de 21ste eeuw is het bijna onmogelijk om deze mystiek nog religieus te interpreteren. Na Freud en de moderne sexuologie is de religieuze glans rondom de geslachtelijke gemeenschap volledig verdwenen en is slechts het fysieke, lichaamlijke aspect overgebleven in een geseculariseerde leefwereld. 'Schaamteloos' zouden deze ervaringen omschreven kunnen worden als 'vergoddelijkte', extatische zelfbevrediging, om van andere aanduidingen maar te zwijgen.De spirituele, maar elitaire rijkdom van een besloten kloostergemeenschap in een straatarme omgeving is na zoveel eeuwen in het heden getransformeerd tot een platte, geestelijke armoede in een onvoorstelbare, materiele welvaart van een 'democratische' samenleving. 800- 900 jaar geleden (!!) was er een totaal andere wereld in de Nederlanden, maar desalniettemin de moeite van het kennisnemen er van waard: Hadewych is voor mij de dominante verpersoonlijking van die ondergegane, spirituele leefwereld. En daarmee zijn we gekomen aan de nieuwe periode na de Middeleeuwen: de Renaissance, de Gouden Eeuw in Nederland, een bloeitijd in de literatuur.

In die eeuw is voor mij als opvallende figuur, als stralende verschijning overheersend, de dichter/graveur Maria Tesselschade Roemersdr. Visscher.
Niet alleen door haar verschijnning maakte zij indruk op haar omgeving, ook na haar huwelijk met A.J.Crombach, die afkomstig was uit de regentenstand van Alkmaar, ook door haar persoonlijkheid was zij nadrukkelijk aanwezig in de 'kleine' kring van de regenteske bovenlaag in de samenleving. Interessant is de toegevoegde naam Tesselschade, die haar vader haar gaf na de stranding van enkele van zijn schepen bij een storm die op Tessel beukte. Zij was een veelzijdig ontwikkelde vrouw, die vloeiend Frans en Duits sprak, veel gedichten en brieven schreef, bekwaam was in het graveren van glazen en een mooie zangstem had, waarmee zij door haar zang meermalen de bijeenkomsten van de Muiderkring opluisterde. Na het overlijden van haar man wees zij een huwelijksaanzoek van Constantijn Huygens na de dood van Suzanna van Baerle af. Door dat huwelijk zou zij via Huygens een directe relatie met het stadhouderlijk hof van Frederik Hendrik gekregen hebben, maar die afwijzing kon zij zich veroorloven. De vriendschap met Hooft schiep de gelegenheid, dat zij met haar kinderen op het Muiderslot kon logeren, haar briefwisseling met Hooft is later gepubliceerd. Zij heeft ook het overlijden van haar kinderen moeten verwerken. In hoeverre dit verdriet heeft bijgedragen aan haar overgang naar de rk. kerk, is onduidelijk, maar het lijkt mij niet onwaarschijnlijk, dat de Maria- figuur, de positie van Maria, grote indruk op haar heeft gemaakt. In de 19e eeuw werd Maria Tesselschade dan ook het idool van de rk. voorman J.A.Albertink Thijm. Haar positie in de 17e eeuw is des te meer opvallend, omdat zij zich manifesteerde in een complete mannenwereld, een wereld, die haar als kunstenaar wel volledig aanvaardde. Zij overschaduwde in dominantie haar oudere zuster. (Ggevens zijn o.m. ontleend aan de bijdrage van Mieke Smits- Veldt op Wikipedia. Maar door mijn studie- nederlands heb ik natuurlijk ook mijn eigen bronnen moeten bestuderen.

Ondanks een voor de hand liggende keuze voor wat betreft vrouwelijke auteurs in de 18e eeuw gaat mijn voorkeur niet uit naar de bewoonster van de pastorie in de Beemster en haar vriendin, maar naar Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken, algemener bekend als Belle van Zuylen.
Belle van Zuylen is voor mij het prototype van de 18e eeuwse vrouwelijke auteur, die volledig op eigen kracht door haar veelzijdige opvoeding en haar correspondentie met grote figuren in Europa ontstegen is aan haar lokale en nederlandse milieu en door haar persoonlijkheid en intelligentie aanvaard werd in de mannelijke wereld van de Europese intelligentia, literair zowel als muzikaal; zij componeerde o.a. opera's. Zij huwde met Charles- Emmanuel de Charriere de Penthaz en woonde met hem in Zwitserland. Hoewel zij in een buitenlandse taal correspondeerde met haar kring van vrienden en publiceerde, reken ik haar toch tot de nederlandse literaire stroming in de 18e eeuw door haar herkomst uit de republiek; zij bleef ook nederlands spreken met bezoek uit de Republiek. Ik vraag me af, of zij in haar essays en haar persoon ook een 'zwakke' aankondiging is van de Verlichting, de Aufklarung, in welke stroming opnieuw mannen dominant waren. En dat terwijl zij meewerkte aan de uitgave van het 2e deel van de "Bekenteniussen" van J.J.Rousseau. Symptomatisch is in dit opzicht, dat toen zij met een vriendin van Voltaire onaangekondigd bij hem op bezoek kwam, deze zich onmiddellijk terug trok!


Bevreemdend is, dat voor de 19e eeuw de keuze erg eenvoudig is: ik zou niet weten, wie ik anders zou moeten kiezen als vrouwelijke representant in de nederlandse literatuur dan Geertruida Wilhelmina Toussaint, door haar huwelijk met de kunstschilder Johannes Bosboom bekend gebleven als Geertruida Wilhelmina Bosboom- Toussaint. In haar enorme productie van romans valt volgens de critici op, dat zij daarin vooral de voorloper is van de psychologische roman, doordat zij in de historische roman niet het romantische avontuur centraal stelt, maar de psychologie van de romanfiguren. Daarin is zij volledig haar eigen weg gegaan, hoewel zij aanvankelijk sterk op het ts. "De Gids" was gefocust. Er ontstond verwijdering t.o.v. het ts., doordat de redacteuren Potgieter en Bakhuyzen van den Brink zich orienteerden op het nationale verleden van de Gouden Eeuw, terwijl Bosboom Toussaint dit nationaal- romantische kader doorbrak, ondanks romans als "Het Huis Lauernesse", waarin de Reformatie centraal staat. De kritiek van Potgieter op haar Europese tendenzen wees zij van de hand met de opmerking:"Gij moet niet altijd zo vitten". Haar breuk met "De Gids"kwam waarschijnlijk ook door de invloed van Melanchton, Voltaire, enz. Een beroemde cyclus als 'De vrouwen van het Leycesterse tijdvak' is echter toch anno- nu moeizaam om te lezen. Opvallend is ook , dat zij geleidelijk aan nader kwam tot Da Costa en Groen van Prinsterer, wellicht ook door het werk van haar man Johannes Bosboom en zijn overbekende schilderijen van kerk- interieurs.

Tijdens het uitwerken van de positie van deze literaire vrouwenfiguren wordt mij ook steeds duidelijker bij het naderen van de 20ste eeuw, dat Verlichting, Romantiek, maar ook psychologie in hun werken manifester worden en dat daardoor het eng- hollandse kader voor hen te beperkt was. Toch is de stap naar de 20ste eeuw wel erg groot, want de positie van de vrouwelijke auteur is in de 20ste eeuw heel vanzelfsprekend geworden. En daarmee is de keuze voor een dominante, vrouwelijke figuur in deze eeuw heel wat moeilijker dan in de voorgaande eeuw. De smalle stroom van de voorafgaande eeuwen is in de 20ste eeuw verbreed tot een brede rivier van vrouwelijke auteurs. Interessant is, dat ik als bijlage bij het laatste nr. van 'Het VU- magazine'( december) de Nieuwsbrief voor neerlandici kreeg met daarin een korte bespreking van een uitgave over ruim 60 vrouwelijke auteurs na 'De Beweging van '80'. Op basis van de daarin genoemde auteurs wordt de keuze voor mij erg gemakkelijk en eenvoudig. Voordien aarzelde ik nog bij de auteur Carry van Bruggen, maar uiteindelijk koos ik toch voor Hella Haasse. Door haar enorme veelzijdigheid aan romans, essays, autobiografische uitgaven en haar gedistingeerdheid steekt zij voor mij met kop en schouders boven de anderen uit. Bijna romantisch is haar antwoord op de vraag, of zij zich wel eens eenzaam voelde:"Neen, alles wat in mijn hoofd zit, heb ik op papier gezet en ik was en ben daardoor dan ook doorlopend in het gezelschap van de personages van mijn romans!" Maar niet in de laatste plaats heeft zij indruk op mij gemaakt door haar Indische verhalen en de roman "Heren van de thee", Met die roman evenaart zij de Indische romans van de romancier Louis Couperus. Een andere reden, dat mijn voorkeur uitgaat naar Haasse is, dat zij onmiskenbaar de jaren door ten onrechte heeft moeten opboksen tegen de zgn. 'grote drie' of 'grote vier'. Voor mijn gevoel is zij vaak ten onrechte door de kritiek in besprekingen van de na- oorlogse literatuur verzwegen, terwijl de mannen breeduit aan bod kwamen. Een laatste argument pro- Haasse is de internationale, Europese en ook Amerikaanse aandacht voor haar werk; zij was al vroeg een internationaal bekende auteur.

In de keuze van de voor mij favoriete vrouwelijke auteurs / kunstenaars heb ik twee lijnen vanuit de voorbije eeuwen proberen duidelijk te maken.
Ten eerste, dat de emancipatie van de vrouw op het gebied van de literatuur/ de kunsten in de Nederlanden, c.q. Nederland een kwestie van de lange adem is geweest.
Ten tweede, dat in hun werken en in hun persoonlijke ontwikkeling zich een bewustwording, een bewustzijn manifesteert niet te behoren tot een beperkte, nationale context, maar deel uit te maken van een brede europese cultuur, en wellicht tot een Westerse cultuur, getuige artikelen in de kranten van b.v. de V.S. over een auteur als Hella Haasse. Met name die tweede lijn heeft, naast andere verschijnselen, ook op mijn persoonlijke visie op de nederlandse samenleving in de loop der jaren invloed gehad.